De gemakkelijkste manier om als winnaar uit een debat te komen, is de standpunten van je tegenstander voorstellen als belachelijk en compleet uit de lucht gegrepen. Deze strategie wordt in het debat omtrent cultuurmarxisme maar al te vaak succesvol aangewend door aanhangers van de linkse identiteitspolitiek. Door het begrip cultuurmarxisme voor te stellen als uitgevonden door paranoïde complotdenkers ontzenuwen ze de kritiek die conservatieven geven op hun project. Het feit dat er, ook in rechtse kringen, veel verwarring heerst over de betekenis van ‘cultuurmarxisme’ draagt daar uiteraard ook toe bij. Wanneer iemand bijvoorbeeld verkondigt dat “cultuurmarxisten de media en de academische wereld geïnfiltreerd hebben, met als doel het verzwakken van het Westen”, doet hij precies wat links wil: de betekenis van het begrip cultuurmarxisme tot een ongeloofwaardige hypothese maken. Betekent dat dan dat het cultuurmarxisme niet bestaat? Uiteraard niet, maar om er effectieve kritiek op te kunnen leveren moeten we het er eerst over eens zijn wat cultuurmarxisme nu precies betekent. In principe zegt het woord al genoeg: het is een vorm van marxisme. Daarop moet de kritiek geleverd worden, niet op de manier waarop het cultuurmarxisme dominant is geworden. Op die manier wordt het voor cultuurmarxisten onmogelijk om kritiek op hun ideologie af te doen als een waanbeeld van paranoïde complotdenkers.

Een goede karakterisering is volgens mij die van Jordan Peterson. Hij heeft het in zijn laatste boek (12 rules to life: an antidote to chaos) over ‘de lange arm van Marx’. Dit geeft de essentie weer: het cultureel marxisme past de fundamentele stellingen van Marx’ politiek-economische leer toe op de cultuur. Deze ‘recentere’ vorm van marxisme vertrekt van het inzicht dat de proletariërs wèl meer te verliezen hadden dan hun ketenen. De revolutie die hen van hun ketenen zou verlossen, zou immers ook het verlies van veel andere waardevolle zaken betekenen. Hun cultuur, tradities en niet in het minst hun religie opgeven in ruil voor de klassenloze maatschappij zagen de Europese arbeiders niet zitten. De door Marx voorspelde revolutie kwam er dus niet. Toen marxisten dit inzagen verschoof hun focus. Niet de arbeiders, maar de minderheden kregen nu hun aandacht. Hun marxisme was dus niet langer economisch, maar cultureel van aard. Niet de bourgeoisie en de industriëlen, maar de blanke, cisgender, X(naar eigen believen in te vullen)-fobe cultuur moest het nu ontgelden. In plaats van kapitaal kwam ‘privilege’. De visie op de maatschappij is in feite hetzelfde: er zijn onderdrukkers en er zijn onderdrukten, letterlijk alles kan ontleed worden aan de hand van deze tweedeling. Er is weliswaar een andere vijand, maar deze nieuwe vijand kwam er enkel en alleen door het aanpassen van de overtuigingen aan de veranderende maatschappij. Dit kiezen van een nieuwe vijand was, geloof ik niet bewust, in tegenstelling tot wat sommigen graag vertellen. Het was geen beslissing van een groep marxisten in een rokerig achterkamertje op een sociologiefaculteit, maar het logisch gevolg van de ingrijpende maatschappelijke veranderingen. De complotdenkers die het cultuurmarxisme zien als een nauwkeurig uitgekiend plan om alsnog de proletarische revolutie te ontketenen, leggen die ‘beslissing’ steevast in de jaren 60. Dat de cultuurmarxistische ideeën toen voor het eerst op brede steun konden rekenen, komt zoals gezegd door de veranderende maatschappij. In die jaren begon de welvaartsstaat haar belangrijkste successen te boeken: de democratisering van het onderwijs zorgde ervoor dat de universiteit ook toegankelijk werd voor jongeren uit arbeidersfamilies, gezondheidszorg werd ook voor arbeiders betaalbaar, de werkomstandigheden verbeterden, kortom de arbeidersklasse werd geëmancipeerd. Hierdoor was ze, voor marxisten niet langer ‘interessant’. Het marxisme heeft nood aan een groep aan wie het een gevoel van onderdrukt-zijn kan aanpraten. De West-Europese arbeiders voelden zich niet langer onderdrukt. Het ‘economisch’ marxisme, dat als doel had het kapitalisme omver te werpen, had dus afgedaan, uiteraard ook doordat bekend raakte hoe het er in ‘arbeidersparadijzen’ zoals de Sovjet-Unie echt aan toe ging. Daardoor ontpopte het marxisme zich tot een cultureel marxisme, dat de omverwerping van de onderdrukkende cultuur als doel heeft. Het cultuurmarxisme kan dus gezien worden als een soort ‘update’. De essentie blijft echter hetzelfde: letterlijk alles is de manifestatie van onderdrukking. Bepaalde groepen zijn onderdrukkend en door alles wat een lid van zo een onderdrukkende groep doet, legt hij zijn wil op aan een andere, door hem onderdrukte gemeenschap. Een absurd voorbeeld hiervan is de zogenaamde ‘culturele toe-eigening’, hetgeen inhoudt dat iemand die elementen van een andere cultuur overneemt (bijvoorbeeld eten of kledij), hiermee de leden van die andere cultuur onderdrukt.

Wanneer journalisten uit de mainstreammedia zich buigen over het cultuurmarxisme, doen ze het af als een complottheorie. Ze weigeren te erkennen dat er een samenhang bestaat tussen de verschillende domeinen waar (cultuur-marxistische) ‘social justice warriors’ actief zijn. Wat Black Lives Matter, de holebi-,trans-, queer- en …- beweging en het feminisme van de derde golf met elkaar gemeen hebben, is de basale, op Marx’ leer geënte overtuiging dat alles kan herleid worden tot onderdrukking. Dat gemeenschappelijke fundament, dat is cultureel marxisme, de voornaamste hedendaagse manifestatie van het marxisme. Helaas klopt de vaststelling van de complotdenkers dat de invloed van deze ideologie niet te onderschatten is. De agenda van zeer veel politici, journalisten en academici is door en door cultuurmarxistisch. Hetzelfde aloude spook waart dus nog steeds door Europa, zij het in een ander, eigentijds gewaad.

Simon v. Bobbie, student filosofie